In 1979 maakte Van de Laar een beschouwing over de ambachtelijke activiteiten in ’s-Hertogenbosch omstreeks het midden van de zestiende eeuw.214 De kracht van de Bossche economie was de grote spreiding in nijverheidssectoren en het vermogen van de stadseconomie zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden: na de hausse in de lakenactiviteiten, de opkomst van leer en schoenen, messen en spelden, en hoeden, bonnetten en nestels. De economie van de stad werd steeds meer gedreven door de handel - van loon naar commercie - en de sterke groei van het aantal handelslieden was opvallend.215 Het centrum van de handel heeft zich tegen het eind van de vijftiende eeuw verplaatst van Brugge naar Antwerpen en Bergen op Zoom. Met de ontwikkeling van Antwerpen tot een permanente, internationale markt vanaf 1530, nam echter het belang van Bergen op Zoom af en daarmee stagneerde de afzet van de Bossche producten naar Duitsland en Luik. De Bossche industrie zocht steeds meer aansluiting bij de Antwerpse permanente markt. Aan de exportnijverheid moest dan ook zeker een belangrijker positie worden toegedicht dan aan de transitohandel, en de kooplieden profiteerden meer van de in de zestiende eeuw sterk toegenomen internationale belangstelling dan de ambachtslieden.216 Hanus beklemtoont de winstgevendheid van de commerciële beroepen in brede zin door te wijzen op de grote aantallen kramers omstreeks 1550 in de hoge inkomensklassen.217 De Van Broechovens gingen mee in deze ontwikkeling naar commercie en met de komst van de vierde generatie stond de eerste voor het voetlicht die als echte koopman kon worden aangemerkt: Peter Gielis Gieliszn. van Broechoven. Alleen: erg succesvol lijkt hij niet te zijn geweest als handelaar. Peter Gielis Gieliszn. van Broechoven - in het vervolg kortweg aangeduid als Peter van Broechoven - werd geboren omstreeks 1515.218 Hij trouwde in of vóór 1544 met Jutta van Doorne, dochter van Rutger Jans de Cremer alias van Doorne en Mechteld Claasdr. van Hengstum, genoemd van Delft.219 Peters ouders waren beiden al overleden op het moment dat hij in het huwelijk trad. Uit het eerder genoemde testament van zijn grootmoeder komt naar voren dat namens zijn verwanten een huwelijksgift van duizend gulden was toegezegd en dat de grootmoeder de verplichtingen van het huwelijkscontract uitvoerde.220 Mechteld van Hengstum effectueerde tussen 1544 en 1546 de uitvoering van het huwelijkscontract van de zijde van Peters echtgenote.221 Peter van Broechoven overleed aan de pest - die contagieuse sieckte - waarschijnlijk op 6 mei 1571, maar in ieder geval vóór 16 augustus 1571, de dag dat door de schepenen van ’s-Hertogenbosch de voogden over zijn minderjarige kinderen werden aangesteld.222 Peters vrouw Jutta overleed tussen 1592 en 1595.223
Peter van Broechoven was aanvankelijk koopman en dreef handel op onder andere Antwerpen, Holland, Utrecht en Engeland. Al in 1541, dan zo’n zes en twintig jaar oud, was hij in Antwerpen actief.224 Ook in 1545 werd Peter genoemd als handelend op Antwerpen.
| 55 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over handel met Holland en Utrecht werd concreet gesproken in 1546 en over handel met Engeland in 1544, 1545, 1554 en 1555.225 Het is de vraag of het koopmanschap Peter en Gielis van Broechoven veel heeft opgeleverd. Deze gedachte baseren we op het aantal keren dat - vooral - Peter betrokken was bij geschillen, procureurs moest aanstellen om geld te innen, en de frequentie waarmee hij onroerend goed vercijnsde en renten en pachten verkocht.226 Ook komt naar voren dat het opnemen van geld en het aanstellen van procureurs om handelsconflicten op te lossen meermaals parallel liepen. In de beginperiode zat ook zijn broer Gielis van Broechoven samen met hem in de handel en in 1545 namen beiden veel geld op door verkoop van diverse pachten, cijnzen en land, en het vercijnzen van het huis aan de Orthenstraat en de windmolen.227 Of het hier een behoefte aan handelskapitaal betrof of dat schuldeisers de toen nog samenwerkende broers tot betalingen sommeerden, is niet bekend. Daarnaast werden veel goederen afkomstig van Peters vrouw in die tijd in baar geld omgezet, en werd al een voorschot genomen op haar toekomstige erfenis.228 Ten slotte leenden Peter en Gielis nog geld van een tweetal Bosschenaren.229 In het beeld van de financieringsarrangementen past ook het verlenen van procuratie voor hun financiële zaken zowel door Peter als door Gielis. Peter van Broechoven gaf na het vestigen van de cijns op zijn vrouws erfgoederen tot nader order aan zijn schoonmoeder procuratie over al zijn cijnzen, renten, pachten en schulden.230 Zijn broer Gielis van Broechoven stelde Marcellis Scoercop aan tot procureur en facteur over zijn renten, pachten en cijnzen en schulden.231
De geldproblemen bleven echter, en in 1547 werd Peter gemaand om aan zijn tante Mechteld van Aerle de honderd veertig gulden te voldoen, die hij eerder via een cijns van zijn kort tevoren overleden grootmoeder Aleyd had gekregen.232 Ook tussen 1555 en 1569 verkocht en vercijnste hij nog een aantal keren goederen om zijn financiële gaten te dichten.233
Al in 1547 stopten Peter en Gielis hun samenwerking in de handel. In september van dat jaar kreeg Gielis immers de opdracht om binnen acht tot tien dagen van alsulcke goeden ter sacken van coopmanscappe als hij van denselven Peteren [vanaf 1 april laatstleden ] ontfangen heeft gehadt verrekeninghe, bewijs ende reliqua te doen voor scepenen, arbitrateurs oft andere persoonen.234 De problemen werden hierna echter eerder groter dan kleiner, want in april 1548 stelden Peter en Gielis voor schepenen van ’s-Hertogenbosch allebei een koopman en een raadsheer van de stad aan in de rol van arbiter en peijsmeker om het conflict voortkomend uit de handel op Engeland snel en minnelijk te schikken.235 Binnen twaalf dagen moesten beide partijen de bescheiden aanleveren die de arbiters nodig achtten om tot een bindende uitspraak te komen. Dat het conflict voor Peter en Gielis blijkbaar onbeheersbaar was geworden, kan niet alleen worden afgeleid uit de aanstelling van de
| 56 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
peijsmekers, maar ook uit het feit dat zowel Peter als Gielis op dat moment een procureur bij de Raad van Brabant volmacht verleenden om het akkoord juridisch af te wikkelen.
Van de producten waarin werd gehandeld, lijkt de nadruk op drank en drank gerelateerde producten te hebben gelegen. In 1544 en 1545 verscheepte Peter bastarts, romenye en natte rozijnen vanuit Veere naar Londen.236 In 1545 voerde hij 21 zakken hop en 3 vaten met diverse goederen aan in Antwerpen.237 In 1545 en 1551 werd van Gielis vermeld dat hij Engels bier importeerde en gebrande wijn.238
Meermaals heeft Peter van Broechoven de hulp van rechters, arbiters en procureurs nodig gehad omdat hijzelf niet bij machte was de problemen op te lossen. In 1546 verleende hij samen met zijn schoonmoeder Mechteld van Hengstum en zijn vrouw Jutta van Doorne volmacht aan drie procureurs om namens hen te procederen voor de Raad van Brabant in diverse zaken waaraan ze zelf onvoldoende aandacht en vervolg konden geven.239 In 1554 verleende hij procuratie voor het claeren van wisselbrieven in verband met zijn handelsactiviteiten op Engeland.240 Omstreeks die tijd werd een geschil tussen Peter van Broechoven en een handelspartner beslecht, voortkomend uit eerdere handel op Engeland en elders.241 Ook in 1564 en 1565 had hij de hulp van de schepenen nodig om zijn conflicten tot een goed einde te brengen.242 Wellicht waren de hiervoor vermelde problemen voor Peter aanleiding de handel vaarwel te zeggen en over te stappen naar een meer ambtelijke functie. Vanaf de jaren 1562-1563 duikt zijn naam op in de Bossche stadsrekeningen als klerk van de schout. In deze functie, die werd gehonoreerd met een wedde van twelff croonen ten prijse van drije schellingen vier penningen grooten brabants, volgde hij de in dat jaar overleden Goyaert Buijssen op.243 Namens de schout inde hij boetes die burgers moesten betalen als inbreuken op de gildenkeuren werden geconstateerd, en bij vergrijpen of overtredingen op verordeningen. Tevens ontving hij voor de stad het poortergeld dat door nieuwe poorters moest worden betaald en dat deels de stad deels de hertog toekwam. Maar ook zelf kreeg de klerk daaruit een bedrag van drie stuivers als salaris.244 Dat het hierbij onmiskenbaar gaat om onze Peter van Broechoven wordt bewezen door het feit dat zijn zoon Henrick van Broechoven in 1571 nog de poortergelden aan de stad overdroeg, die Peeter van Broeckhoven in sijnen leven ontfangen hadde ende nijet overgebracht en hadde mair nu bij de voornoemde sijnen soone mits de afflivicheijt van sijn vader overbracht.245 In 1565 overleefde Peter - dan aangeduid als directeur ende geswooren clerck in civyl ende crimineel saken sijns aanleggers [= de schout] - ee aanslag met een mes in de griffie door de van valsmunterij beschuldigde Rombout van Kessel.246 De rechtszaak over deze aanslag en de daarmee gekoppelde valsmunterij sleepte nog lang voort en pas in 1572 werd een definitief oordeel geveld.
Bij het overlijden van Peter van Broechoven in 1571 bleef zijn weduwe achter met zes kinderen, van wie er vijf nog minderjarig waren. Op de boedel van het sterfhuis rustte op dat moment een schuld van ten minste 500 carolus guldens.247 Er werden vier voogden benoemd, onder wie Henrick, de oudste zoon. De voogden verkochten ter leniging van de schulden een
| 57 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rente van 7 gulden en vestigden een losrente op de hoeve de Vleut onder Oirschot.248 De zestig gulden die Henrick eerder aan zijn moeder ten behoeve van het sterfhuis had voorgeschoten, werd afgelost via de verkoop in 1574 van twee scaren weijen.249 Daarna zijn er voor zover bekend geen goederen meer vervreemd om schulden glad te strijken. Tabel 2.4: De kinderen van Peter van Broechoven en Jutta van Doorne (DVC).
Peter van Broechoven heeft een alleszins bewogen leven gekend en doorliep een op het eerste gezicht verrassende carrière. Wordt ten tijde van het overlijden van zijn weduwe omstreeks 1594 de balans opgemaakt, dan is deze allerminst negatief. Wellicht is ook de switch die Peter maakte van de handel naar een ambtelijke functie en die hem tegelijk dicht bij de schout bracht, in belangrijke mate een verklaring waarom zijn zoon Henrick in 1571 in de schepenstoel kon plaatsnemen. De schout overhandigde immers de lijst met de kandidaat-schepenen, inclusief zijn opinie, aan de kanselier. Voor de kinderen waren goede huwelijkspartners gevonden uit kringen van de politiek, handel en militaire kring, zoals uit de gegevens in tabel 2.4 blijkt. De kinderen konden in 1586 ongetwijfeld worden gerekend tot de welvarende middenklasse, waarbij zeker ook de politieke invloed van de oudste zoon Henrick toen al indrukwekkend was.251 Gysbert de Lahooes woonde waarschijnlijk buiten ’s-Hertogenbosch en Gielis was nog niet zo lang getrouwd. De overigen hadden het financieel goed voor elkaar. Met name de positie van Rogier is opvallend. Zijn hoge plek op de vermogensladder had hij zeker voor een deel te danken aan zijn tweede huwelijk met Elisabeth van Jabeeck. Kort na zijn huwelijk met haar kocht hij immers eenen huijse genoempt die croone van Vranckryck van Jan van de Kerckhoff c.s. voor ongeveer 1800
| 58 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gulden.252 Zelf had Jutta ten tijde van haar overlijden nog een aanzienlijke boedel, deels bestaande uit geërfd bezit, maar ook deels nog verworven na het overlijden van haar man. Ook was de vermogensbuffer welke Peter van Broechoven en zijn vrouw - vooral via zijn grootmoeder en zijn schoonmoeder aanbestorven - blijkbaar zo groot dat hiermee de verliezen die in de handel waren geleden, konden worden opgevangen. Daarenboven zal zowel de moeder als schoonmoeder een grote invloed hebben gehad.
| 59 |
Noten | |
214. | Van de Laar, ‘De bevolking van ’s-Hertogenbosch’, 59-103. |
215. | Blondé, De sociale structuren, 71. |
216. | Schuttelaars, Heren van de Raad, 22; Blondé, De sociale structuren, 79-81. |
217. | Hanus, Affluence and inequality, 231. |
218. | OSA 2697, f263v, 20 juli 1528. |
219. | sH, R 1347, f38v, 23 november 1546; Mechteld had ook een jongere zus met dezelfde naam. |
220. | BHIC, AB, toegang 501, 6 augustus 1544; Gielis krijgt als compensatie de windmolen buiten de Orthenpoort en een huis in de Orthenstraat. |
221. | sH, R 1339, f297, 14 augustus 1544; sH, R 1344, f 324-326, 22 april 1545. |
222. | OSA, R 1922, f281v-f283, 16 augustus 1571. |
223. | sH, R 1431, f164, 7 maart 1592; sH, R 1422, f411, 14 februari 1595. |
224. | sH, R 1843, f46. |
225. | sH, R 1347, f38, 23 november 1546; sH, R 1366, f386v, 19 december 1554; sH, R 1367, f364v, 25 juni 1555. |
226. | OSA, R 1922, f281v-f283, 16 augustus 1571. |
227. | sH, R 1344, f120, 24 december 1545; sH, R 1344, f125-126, 24 december 1545; BHIC, AB, toegang 501, 6 augustus 1544; sH, R 1344, f120 en f120v, 24 december 1545; Neggers, ‘Wouter van Elmpt’, 88; sH, R 1344, f125-126, 24 december 1545; sH R 1344, f321, 22 april 1545. |
228. | sH, R1339, f297, 14 augustus 1544; sH, R 1344, f 324, 22 april 1545; sH, R 1344, f 324-326, 22 april 1545. |
229. | sH, R 1345, f277v, 27 september 1546. |
230. | sH, R 1345, f326, 22 april 1545. |
231. | sH, R 1345, f 227, 10 juli 1546. |
232. | sH, R 1347, f277, 23 juli 1547; sH, R 1351, f154v, 26 juni 1549. |
233. | sH, R 1366, f2, 5 april 1554; sH, R 1385, 15 januari 1563; sH, R 1389, f376, 20 mei 1566; sH, R 1390, f85, 20 januari 1566; sH, R 1392, f221, 11 juli 1569; sH, R 1392, f237, 6 augustus 1569; sH, R 1392, f266, 23 september 1569. |
234. | sH, R 1346, f398v, 28 september 1547. |
235. | sH, R 1843, f393, 24 april 1548. |
236. | Unger, Bronnen tot de geschiedenis, 444, 496, 498. |
237. | Strieder, Aus antwerpener Notariatsarchiven 184, no. 284. |
238. | Unger, Bronnen tot de geschiedenis, 598; Smit, Bronnen tot de geschiedenis, 631. |
239. | sH, 1347, f38v, 23 november 1546 en f76, 14 januari daaraanvolgend. |
240. | sH, R 1366, f386v, 19 december 1554. |
241. | sH, R 1367, f364v, 25 juni 1555. |
242. | sH, R 1384, f333, 1564; sH, R 1387, f253, 17 mei 1765. |
243. | OSA 1411, 1559, O11; OSA 1414, 1562, U18; OSA 4960, f10v. |
244. | OSA 1414, 1562, U18. |
245. | OSA 1422, 1570, U22. |
246. | SAH, RA 134 / 18. |
247. | OSA, R 1922, f281v-f283, 16 augustus 1571. |
248. | sH, R 1411, f695v, 17 augustus 1571. |
249. | sH, R 1412, f183 en f184, 20 september 1574. |
250. | Hij was afkomstig uit Campen en verwierf in 1581-1582 het poorterschap van de stad (zie: OSA 1433, 1581, O 10). |
251. | OSA 3911,Gedwongen lening 1586. |
252. | OSA 1432, 20 mei 1580 hoofdstuk LXe penning. |
Wim Cöp, Het spel van de macht (2014) 46, 55-59
A. van Sasse van IJsselt, 'De afkomst van het Bossche geslacht Van Broeckhoven' in: Taxandria (1929) 106